Wegwijs

Met de rolstoel in het verkeer

Wat zijn de belangrijkste verkeersregels voor wie met de rolstoel in het verkeer komt? Het verkeersinstituut VIAS en de politie lijsten ze op.

Tekst: Daniel Steevens - 15 september 2021
Moeilijk gaat ook!

 

Veiligheid
De grote vuistregel luidt dat ‘voortbewegingstoestellen’, zoals ze genoemd worden in het Kon. Besluit van 13 februari 2007, geen specifieke aparte categorie vormen in de Wegcode. De gebruikers ervan worden gelijkgesteld hetzij met voetgangers, hetzij met fietsers. Het onderscheid tussen de twee wordt bepaald door de snelheid die ontwikkeld wordt (op een vlakke weg). De grens tussen beide ligt op 25 km/u.
Of de voortbewegingstoestellen nu met een motor aangedreven worden of niet, speelt hierbij geen rol. Je vindt ze hoe dan ook in diverse vormen, het assortiment is uitgebreid. Dat gaat van de elektrische rolstoel tot de manueel aangedreven handbike.

“Rolstoelgebruikers worden gelijk gesteld met voetgangers.”

Gewone rolstoelen op voetpad
Wie in een rolstoel geduwd wordt, is altijd een voetganger. Wie zichzelf in een rolstoel voortbeweegt, wordt enkel beschouwd als voetganger als hij stapvoets rijdt, dus trager dan 6 km/u. De rolstoelgebruiker beweegt zich dan bij voorkeur voort op het voetpad. Zo niet, bijv. bij gebreke aan voetpaden, op de delen van de openbare weg die voorbehouden zijn aan voetgangers of op berijdbare bermen.
Wanneer geen enkele van genoemde drie mogelijkheden voorhanden is, kan hij niet anders dan gebruik maken van de andere gedeelten van de openbare weg. De voorkeur gaat in dat geval uit naar het fietspad. Daar dient rekening gehouden met het feit dat fietsers en andere tweewielers voorrang genieten. Wanneer de rolstoelgebruiker geen andere keuze meer heeft dan de rijbaan te gebruiken, dient hij zich aan de linkerkant, m.a.w. tegen de richting van het verkeer in, te verplaatsen. Net zoals voetgangers.

Wie in een rolstoel geduwd wordt, is altijd een voetganger.

 

Zien en gezien worden
Bij het oversteken van de rijweg is het zebrapad verplicht, wanneer zich dat op een afstand van minder dan 20 m bevindt. In de andere gevallen is voorzichtigheid nog meer geboden. De autobestuurders moeten voorrang verlenen aan rolstoelgebruikers die (willen) oversteken, maar ze moeten die dan natuurlijk wel kunnen zien. Precies in functie van de goede zichtbaarheid is het voor rolstoelgebruikers af te raden om over te steken in een bocht, boven op een helling of tussen geparkeerde wagens.

Rolstoelgebruikers in het verkeer worden ook sterk aangeraden – het geldt geen officiële verplichting – om reflectoren op hun rolstoel aan te brengen. Het dragen van een fluovestje helpt natuurlijk ook.

"Draag voor je eigen veiligheid een fluovestje!

Snellere toestellen op fietspad
Ook de gebruikers van de snellere bewegingstoestellen zoals bijv. scooters – die gelijkgeschakeld worden met fietsers – dienen uiteraard volledig in orde te zijn met de voorschriften inzake verlichting. Hier geldt een wit licht vooraan en een rood achteraan. Net zoals bij fietsen dus.
Ook wat reflectoren betreft is er een gelijkaardige regeling: ze zijn (alleen) verplicht wanneer men in het donker rijdt. Uitzondering zijn driewielers en vierwielers die altijd van reflectoren moeten voorzien zijn. Ze dienen trouwens ook een bel te hebben die tot op 20 m afstand hoorbaar is.

Snellere voortbewegingstoestellen moeten het fietspad gebruiken. Indien er geen fietspad is of indien dit gewoon onberijdbaar is door welke omstandigheden dan ook, mag de rolstoelgebruiker ook rijden op de parkeerzones of op de bermen rechts van de rijweg. Slechts indien het echt niet anders kan, begeeft hij/zij zich op de rijbaan zelf. Dat is altijd rechts, zoals voor de fietsers.
Tegen de richting van het andere verkeer inrijden mag enkel in straten waar daarvoor een speciale signalisatie aanwezig is voor de fietsers. Ze mogen ook rijden in fietsstraten en in woonerven.

"Gebruikers van de snellere bewegingstoestellen zoals bijv. scooters – worden gelijkgeschakeld met fietsers ."

Geen rijbewijs, familiale verzekeringspolis
Tot zo ver de grote principes. De (vaak technische) details besparen wij je. Voor alle duidelijkheid: rolstoelgebruikers hoeven formeel niet over een rijbewijs te beschikken, zelfs niet indien hun voertuig gemotoriseerd is.
Met ingang van 1 juni 2019 is er een wijziging aangebracht in de verzekeringswet, waardoor alle (motor)voertuigen die door mechanische kracht niet sneller kunnen dan 25 km/u, vrijgesteld worden van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering. Dit betekent dat wanneer zowel gemotoriseerde als niet-gemotoriseerde rolstoelers betrokken zijn in een ongeluk met schade tot gevolg, ze kunnen terugvallen op de familiale verzekeringspolis.
Voor de rest zijn de algemene regels van de Wegcode ook voor rolstoelgebruikers van kracht. Zoals rijden onder invloed: dat kan in geen geval! Maar dat wist je natuurlijk al lang.